Geschiedenis


De verzamelaar en zijn collectie

Jan Verhoeven

Jan Verhoeven (Schijndel 1928), die als (interim)manager bij diverse multinationals in alle werelddelen heeft gewerkt en geleefd, bouwde zijn verzameling abstracte kunst niet rationeel en zakelijk, maar vooral intuïtief op. Op zijn vijftiende kocht hij zijn eerste kunstwerk aan. De collectie beslaat nu, ruim 70 jaar later, uit ruim 550 werken van 45 verschillende kunstenaars. Grofweg is de collectie in twee stromingen te verdelen: abstract expressionisme en geometrische abstractie. Jan Verhoeven verzamelt beide soorten werk van kunstenaars uit voornamelijk Amerika en Europa. Hij is geïnteresseerd in de tegenstelling, die hij ook binnen het oeuvre van afzonderlijke kunstenaars bespeurt. De collectie vormt de basis voor de activiteiten van Stichting Yellow Fellow.

Ervan overtuigd dat abstracte kunst een stimulans is om tot creatieve oplossingen te komen, begon Jan Verhoeven in 2003 aan het project Yellow Fellow, met als doel een centrum voor de continuïteit en vitaliteit van de abstracte kunst. Als cultureel ondernemer ziet Verhoeven mogelijkheden om verbindingen te leggen tussen abstracte kunst, wetenschap en samenleving; een centrum als werkplaats waarbij de kunst aan de muur hangt als gereedschap om creativiteit en innovatie te bevorderen.

Wanneer de verzamelaar, terugkijkend, de structuur van zijn verzameling definieert dan blijkt achteraf een logische samenhang, veel meer dan gedurende de lange tocht van aankoop naar aankoop duidelijk was. Het blijkt een zeventig jaar durende ontdekkingsreis, die met toenemend inzicht en toenemende middelen langzaam maar vanzelfsprekend de stukjes van de abstracte puzzel op hun plaats deed vallen.

Uit het proefschrift ‘Iets wat zoveel kost, is alles waard’ van Renée Steenbergen (2002) over de verzamelaars van moderne kunst in Nederland, wordt duidelijk dat een privé-verzameling altijd de persoonlijkheid van de verzamelaar uitstraalt en als gevolg daarvan uniek kan zijn. Daarom laten we Jan Verhoeven zelf aan het woord.

‘Ik ben gevormd door de tijd waarin ik ben opgegroeid. Geboren in 1928 in een familie die geïnteresseerd is in literatuur en waar mijn oudste broer en ik al vroeg beeldende kunst bespraken. Kunst is daardoor een vanzelfsprekend deel van mijn bestaan. Na de tweede wereldoorlog lieten het Van Abbe-museum in Eindhoven en het Stedelijk Museum in Amsterdam me zien wat er in de wereld van de beeldende kunsten gebeurde. De eerste Sonsbeek-tentoonstellingen die ik zag waren echte eye-openers.

Zakelijk vloog ik vanaf de zestiger jaren regelmatig naar New York en alle Europese hoofdsteden, later naar het Verre Oosten en Zuid Amerika en vanaf 1975 werd ook Afrika mijn werkgebied. Overal waar ik kwam, was wel even de gelegenheid een museum te bezoeken of een gesprek met een plaatselijke kunstenaar of galeriehouder te voeren.

Het verzamelen was in het begin niet meer dan het van moment tot moment beslissen over wat op een bepaald ogenblik beviel. Later bleek dat er structuur zat in die toevallige aankopen, een structuur nog verborgen in mijn eigen hoofd en nog niet uitgesproken omdat die zelfanalyse nog niet gemaakt was.

Toen ik in 1993 mijn eerste Briggs kocht van Anita Shapolsky, was er geen schilderij van Briggs in de galerie te bekennen. Wat er op dat moment hing waren schilderijen van haar jongere kunstenaars, die mij niet echt bevielen. In de discussie daarover vroeg ze me: “wat wil je dan eigenlijk?”  Mijn omschrijving toen, kwam waarschijnlijk het dichtst bij de vitale abstracte expressie van de Ecole de Paris zoals bijvoorbeeld door Alfred Manessier. “Dan heb ik wat je zoekt”, zei ze en haalde uit een hoge diepe kast twee schilderijen van Ernest Briggs te voorschijn. Dat was de dag dat Saulus definitief Paulus werd, voor zover het mijn geloof in de Amerikaanse kunst van de vijftiger jaren betrof. Dit ofschoon ik allang Van der Grijn verzamelde, die mij eerder een soortgelijke ervaring had opgeleverd.

Wat mij daarna begon te interesseren, was om het leven van een voor mij belangrijke schilder vast te leggen in de stijlperioden die hij had doorlopen en daarmee zijn levensverhaal visueel vast te leggen. Dit resulteerde in grote aantallen schilderijen van elke door mij bewonderde kunstenaar, van minimaal zes tot meer dan dertig stuks.

Ook begon ik mij te interesseren voor de tegenstellingen in de abstractie en werd ik meer en meer aangetrokken tot de geometrisch abstracte kunst, waarbij ik tegelijk ontdekte dat de lyrische abstractie en de geometrische abstractie dikwijls ook binnen het leven en de creativiteit van één kunstenaar gerealiseerd kunnen worden.

Na bijna zeventig jaar verzamelen, blijkt er een hechte collectie van meer dan 550 stukken te zijn ontstaan, die mij meer vertelt over hoe ik me in mijn eigen tijd heb bewogen, heb geleefd en ben gaan denken, dan welk geschreven verhaal ook zou kunnen doen. Om dit visuele verhaal ook aan anderen te kunnen vertellen, is een cross-over centrum bij uitstek een mogelijkheid. Vooral omdat er zoveel relaties met andere vakgebieden zijn zoals filosofie, wiskunde, muziek, architectuur, sociologie en kunsthistorie die allemaal onderdeel van de activiteiten zullen vormen.

Lees hier enkele reacties op de collectie van Jan Verhoeven: Reacties op de collectie

Comments are closed.